Skip to main content
Uw zoekacties: Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders, grondgebied t...

0944 Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders, grondgebied toekomstige gemeente Dronten

beacon
 
 
Inleiding
1 Geschiedenis van het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders (ZIJP) over de periode 1955-1971
1.1 Start in de Zuidelijke IJsselmeerpolders
1.2 Wetsontwerp tot instelling van een openbaar lichaam voor de Zuidelijke Ijsselmeerpolders
0944 Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders, grondgebied toekomstige gemeente Dronten
Inleiding
1 Geschiedenis van het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders (ZIJP) over de periode 1955-1971
1.2
Wetsontwerp tot instelling van een openbaar lichaam voor de Zuidelijke Ijsselmeerpolders
In januari 1954 werd het wetsontwerp tot instelling van een Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders (ZIJP) bij de Tweede Kamer ingediend door de ministers van Binnenlandse Zaken (L.J.M. Beel, KVP), Verkeer en Waterstaat (J. Algera, ARP) en Financiën (J. van de Kieft, PvdA). In de memorie van toelichting werd aangegeven dat het tijd werd om de gemeentelijke bevoegdheden voor het gebied te regelen, omdat de eerste inwoners zich al aandienden. Op 10 november 1955 werd bij wet het openbaar lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders ingesteld (Staatsblad 1955, nr. 521).
De taken en bevoegdheden van de gemeentelijke bestuursorganen-de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester-werden in handen gelegd van één functionaris, de landdrost (artikel 7) die door de Kroon werd benoemd. Artikel 5 van het wetsontwerp luidde: "Alle wettelijke voorschriften met betrekking tot een gemeente vinden, voor zover deze wet niet anders bepaalt, ten aanzien van het openbaar lichaam overeenkomstige toepassing." En de wet bepaalde inderdaad anders. Artikel 11 hield een beperking in. Dit artikel luidde: "Voor de toepassing van de bepalingen der Woningwet worden voor het gebied van het openbaar lichaam door Onze minister van Verkeer en Waterstaat goedgekeurde plannen tot regeling der bebouwing en der bestemming van gronden aangemerkt als ingevolge die wet vastgestelde en goedgekeurde uitbreidingsplannen." In de praktijk betekende dit dat de bestemmingsplannen met betrekking tot de ruimtelijke ordening en de bebouwing van het gebied door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) werden opgesteld en-zoals de wet voorschreef-door de minister van Verkeer en Waterstaat werden beoordeeld. Aan het openbaar lichaam bleven dus enkele belangrijke gemeentelijke taken onthouden. Overigens werd de functie van de landdrost bekleed door de directeur van de RIJP, dit om de coördinatie tussen het openbaar lichaam en het rijksontwikkelingsbeleid zo goed mogelijk met elkaar in overeenstemming te brengen.
De financiering van het openbaar lichaam werd in de artikelen 9 en 10 geregeld. Het openbaar lichaam zou een door de ministers van Binnenlandse Zaken en Financiën vast te stellen bijdrage uit het gemeentefonds ontvangen.
Zoals in artikel 7 al naar voren kwam werden de bevoegdheden van het openbaar lichaam in handen gelegd van een landdrost. De inschakeling van adviescommissies werd in de wet opgenomen, maar de beslissing over de feitelijke instelling van deze adviescommissies werd in handen van de minister van Binnenlandse Zaken gelegd (artikel 16).
De taken van de provinciale en gedeputeerde staten en de commissaris van de koningin werden bij gebrek aan een provinciale indeling van het gebied in handen gelegd van de minister van Binnenlandse Zaken, die indien er ook belangen van andere departementen in het spel waren, de betreffende ambtgenoten in de besluitvorming zou betrekken.
De taken van de rijksoverheid konden uiteraard op normale wijze worden uitgeoefend. De polders mochten dan wel niet provinciaal of gemeentelijk zijn ingedeeld, zij behoorden onomstotelijk tot het Nederlands grondgebied. Gezien het feit dat de ontginning en ontwikkeling van de polder een rijkstaak was, die door een rijksdienst werd uitgevoerd, had de minister van Verkeer en Waterstaat echter een speciale verantwoordelijkheid met betrekking tot de ruimtelijke ordening en de bebouwing in de polder. Het hele gebied was immers rijkseigendom. Het openbaar lichaam bezat in 1955 geen vierkante centimeter grond in de polder. In de overdracht van rijkseigendommen aan het openbaar lichaam was echter in het wetsontwerp voorzien. De ministers van Binnenlandse Zaken, Verkeer en Waterstaat, Financiën en de landdrost zouden gezamenlijk bepalen welke rijkseigendommen op welk tijdstip voor overdracht door de Kroon aan het openbaar lichaam in eigendom, beheer en onderhoud in aanmerking zouden komen (artikel 15).
1.3. Instelling van een commissie van advies, een adviesraad en een dagelijks adviescollege
1.4. Ontwikkeling van de woonkernen in Oostelijk Flevoland
1.5. Instelling van de gemeente Dronten
1.6. Provincie Flevoland
2. Geschiedenis van het archief
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Bronnen
5. Bijlage: De landdrosten en secretarissen welke werkzaam zijn geweest in de periode 1955-1971.

Kenmerken

Datering:
1955-1971
Omvang in m.:
18,25
Auteur toegang:
Lankamp-Tolsma, L.C.M.
Auteur:
Lankamp-Tolsma, L.C.M.
Openbaarheid:
Openbaar