Skip to main content
Uw zoekacties: Instituut voor Veevoedingsonderzoek, met taakvoorgangers

0723 Instituut voor Veevoedingsonderzoek, met taakvoorgangers

beacon
 
 
Geschiedenis van de archiefvormende organen
1.1 Algemeen
1.2 Instituut voor Veevoedingsonderzoek (IVVO) * 
1.3 Centraal Diergeneeskundig Instituut (CDI) * 
1.4 Centrum voor Onderzoek en Voorlichting voor de Pluimveehouderij "Het Spelderholt” te Beekbergen (CVOP) * 
0723 Instituut voor Veevoedingsonderzoek, met taakvoorgangers
1 Geschiedenis van de archiefvormende organen
1.4
Centrum voor Onderzoek en Voorlichting voor de Pluimveehouderij "Het Spelderholt” te Beekbergen (CVOP) * 
In 1921 werd op het landgoed "Het Spelderholt" het Proefstation voor de Pluimvee-teelt gesticht. De basis voor de vestiging werd reeds een aantal jaren eerder gelegd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd door de Vereniging tot bevordering der Pluimveehouderij in Nederland (VPN) een Proeffokstation voor de Pluimveeteelt gesticht te Amersfoort. Na de oorlog raakte de vereniging in financiële problemen, die ook nadelige gevolgen hadden voor het proeffokstation. De vereniging werd geliquideerd en de inventaris werd verkocht aan het Rijk. Het Rijk verklaarde zich bereid ook de drie personeelsleden over te nemen en deze aan te stellen bij het op te richten Rijksproefstation dat gesticht zou worden op het landgoed "Het Spelderholt" te Beekbergen, dat eveneeens in 1921 Rijkseigendom was geworden.
Op 15 juni 1921 begon de heer Westerink zijn werkzaamheden als eerste directeur. Op 8 december 1921 werd het proeffoksstation in beheer gegeven aan de Nederlandse Federatie van Verenigingen van Bedrijfspluimveehouders (NPF).
In de taakomschrijving van het proeffokstation stond o.a.: "Deze Rijksinstelling zal zich ten doel stellen, het op ruime schaal nemen van practische en wetenschappelijke proeven ten dienste der pluimveeteelt. Aan de verkregen resultaten zal een groote publiciteit worden gegeven. Ook als onderwijsinrichting zal de instelling dienst doen, in hoofdzaak door mededelingen aan de pers, vlugschriften enz." In 1927 werd de naam van de instelling gewijzigd in "Rijksinstituut voor de Pluimveeteelt".
Op 1 januari 1933 werd de eerste belangrijke reorganisatie doorgevoerd. Als gevolg van het verkrijgen van de status van Rijksdienst werd het financiële beheer anders geregeld. De subsidiering hield op en de uitgaven en inkomsten kwamen rechtstreeks voor rekening van het Rijk. Het personeel kreeg een Rijksdienstverband. Deze verandering bracht ook met zich mee dat het bestuur het karakter van een college van advies kreeg. Het werk op het instituut ontwikkelde zich vanaf dat tijdstip meer in de richting van de proefnemingen, terwijl daarnaast werd doorgegaan met het geven van voorlichting en het bevorderen van het pluimveeonderwijs.
In de vooroorlogse jaren richtte het onderzoek zich voor een belangrijk deel op de voedingsproblemen. Na de oorlog werd gaandeweg meer aandacht besteed aan andere onderwerpen zoals huisvestings-, fokkerij- en broederijonderzoek.
Mede onder invloed van de veranderingen die zich voltrokken in de landbouw in haar geheel, groeide er in de laatste jaren voor de Tweede Wereldoorlog de gedachte dat er op het Instituut meer en betere gelegenheid moest komen voor wetenschappelijk onderzoek. In 1943 kwam er een uitgebreid plan in die richting tot stand waarvan de uitvoering door de oorlogsomstandigheden ernstig werd vertraagd. Ook na de bevrijding duurde het enige tijd voordat de beoogde ontwikkelingen goed op gang kwamen. Het werd toen ook wenselijk geacht, het Instituut in nog sterkere mate het karakter van een onderzoekinstelling te geven, door het ontlasten van de werk-zaamheden voor de voorlichtingsdienst en het pluimvee-onderwijs. Deze taken zouden voortaan volledig worden behartigd door de Rijksvoorlichtingsdienst voor de Pluimveeteelt. Een en ander leidde tot de tweede reorganisatie die op 1 juni 1946 werd doorgevoerd. Een belangrijk onder-deel hiervan was dat in de plaats van een bestuur een Commissie van Advies werd ingesteld, die tot taak had de Minister te adviseren over de zaken van het Instituut. De afdelingen van het instituut omvatten destijds:
1. Afdeling Algemene Zaken
2. Afdeling Praktisch Onderzoek, Fokkerij en Demonstratie
3. Afdeling Proefondervindelijk Wetenschappelijk Onderzoek
4. Afdeling Gezondheidsdienst voor Pluimvee en Konijnen.
De vierde afdeling werd eind 1947 omgezet in de zelfstandige Stichting Gezondheidsdienst voor Pluimvee, die in 1952 eigen huisvesting kreeg in Soesterberg en later in Doorn.
Tengevolge van een algehele reorganisatie van het landbouwkundig onderzoek door de oprichting van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek T.N.O kreeg het instituut in 1958 de stichtingsvorm. De naam werd Stichting Instituut voor de Pluimveeteelt "Het Spelderholt".
In 1960 volgde een statutenwijziging waarbij werd vastgesteld dat de Stichting voortaan uit twee hoofd-afdelingen zou bestaan: de afdeling Produktie en de afdeling Verwerking. Hiervoor werden drie besturen geïnstalleerd, twee voor de afdelingen en een hoofdbestuur. De drie besturen werden hoofdzakelijk gevormd door personen namens of afkomstig uit het bedrijfsleven. Aan de afdelingsbesturen waren personen uit de wetenschappelijke wereld als adviserende leden toegevoegd.
De afdeling Produktie was belast met het onderzoek naar de produktie van pluimvee en eieren en gaf zijn aandacht aan problemen van fokkerij, broederij, huisvesting en voeding. De afdeling Verwerking concentreerde zich op de bewerking, verwerking en bewaring van slachtpluimvee en eieren.
Ten behoeve van de integratie van het onderzoek van de beide afdelingen werden de drie besturen in 1970 weer samengvoegd tot één bestuur van elf leden, voorgedragen door het Produkt-schap voor Pluimvee en Eieren en het Landbouwschap. Adviserende leden hadden zitting namens de overheid, de wetenschappelijke wereld en de veevoederindustrie. Een belangrijke rol bij de programmering van het onderzoek werd gespeeld door de begeleidingscommissies per bedrijfstak welke door het bestuur werden ingesteld.
In verband met het brede karakter van het onderzoekwerk, werd bij het 50-jarig bestaan in 1971 de naam van het instituut gewijzigd in "Stichting Instituut voor Pluimvee-onderzoek, het Spelderholt".
Op 1 december 1979 werd wederom een nieuwe organisatie ingevoerd waarbij de afdelingen kwamen te vervallen. In 1983 werd de naam van de instelling veranderd in Centrum voor Onderzoek en Voorlichting voor de Pluimveehouderij "Het Spelderholt". Dit door de komst van het Consulentschap in Algemene Dienst voor de Pluimveehouderij en door het begin van de coördinerende werkzaamheden van "Het Spelderholt" ten behoeve van de regionale Pluimveeteelt-proefbedrijven. Op 1 januari 1990 werd het Consulentschap opgeheven en vervangen door het Informatie en Kennis Centrum voor de Veehouderij, afdeling Pluimveehouderij.
De volgende naamsverandering vond plaats in het voorjaar van 1991. Toen werd aan de naam de term DLO (Dienst Landbouwkundig Onderzoek) toegevoegd.
Directeuren:
1927-1946 Ir. J.G. Tukker
1946-1969 Ir. P. Ubbels
1969-1981 Ir. J. Folkerts
1981-1983 Ir. L.H. Huisman
1983-1985 Prof. Ir. A.A. Jongebreur
1985-1993 Dr. Ir. W. de Wit.
1.5 Instituut voor Veeteeltkundig Ondewrzoek "Schoonoord"(IVO) * 
1.6 Totstandkoming van het DLO-Instituut voor Veehouderij en Diergezondheid (ID-DLO)
Geschiedenis en bewerking van de archieven
2.1 Geschiedenis van het archief
2.2 Verantwoording van de bewerking
Aanwijzingen voor de gebruiker
Beperkingen aan het gebruik
Materiële beperkingen
Aanvraaginstructie
Citeerinstructie
Openbaarheid
Verwant materiaal
Beschikbaarheid van kopieën
Verwante archieven

Kenmerken

Datering:
(1890) 1957-1993
Omvang in m.:
10,25
Auteur toegang:
Centrale Archief Selectiedienst
Auteur:
Centrale Archief Selectiedienst
Openbaarheid:
Openbaar